Een doorsnee mavo/havo brugklas. Allemaal van verschillende basisscholen. In hun 8 jaar onderwijs voorafgaand aan mijn les op verschillende manieren mijn vakken gehad. Sommigen hadden een docent die geschiedenis geweldig vond en zal daar dan meer tijd en aandacht aan hebben besteed dan een andere docent. Of wellicht hebben deze leerlingen middels projectonderwijs veel aandacht besteed aan mijn aardrijkskunde onderwerp. En dan zijn er nog leerlingen die een spreekbeurt hebben gehouden over het onderwerp dat ik ga behandelen of ouders die regelmatig met ze naar musea gaat.
“Binnen het voortgezet onderwijs is lang gedacht dat differentiatie niet zo nodig was (Berben 2013a), omdat leerlingen na de basisschool al naar een bepaald schoolniveaus gaan. Docenten in het voortgezet onderwijs zien echter wel verschillen tussen leerlingen, bijvoorbeeld in niveau, motivatie, en vragen zich af hoe ze hiermee om moeten gaan. Hoe kunt u uw onderwijs op maat geven aan leerlingen die onder meer verschillen in prestatie, motivatie en leervoorkeur? “
Differentiëren is te leren van Meike Berben en Mirjam van Teeseling
Mede door mijn 4 kinderen thuis die naar twee verschillende basisscholen gaan/gingen ervaar ik het verschil. Veel zaken zijn hetzelfde; tafels/ spelling/ grammatica etc. Maar ook veel verschillen. Hoe het vak Engels wordt ingevuld bijvoorbeeld. Maar ook het verschil van diepgang in mens en natuur onderwerpen. Zo kwam mijn stiefdochter terug met een toets waar onderwerpen aan bod kwamen die ik in mijn derde klassen havo behandel inclusief dezelfde diepgang van vraagstelling. En met al deze verschillende bagage (met daarnaast verschil in tempo/ leerstijlen en aanleg voor je vak) komen je leerlingen binnen in je les. Hoe voorkom je nu dat je leerlingen niet overvraagt, maar ook hoe voorkom je dat je de leerlingen niet kwijt raakt doordat het te makkelijk voor ze is? Voor mij ligt daar een grote rol voor formatieve evaluatie en differentiatie.
Zo begin is vaak aan het begin van de lessenserie met een test over een onderwerp. Waar weten leerlingen al veel van en waar is nog veel te leren? Op basis van de uitkomst van de test richt ik mijn lessen in. Want al snel zie ik welke onderwerpen bij veel leerlingen minder gemaakt zijn en ik meer aandacht aan moet besteden. Is het meteen erg als een leerling iets dubbel hoort? Dat denk ik niet. Maar het moet niet te vaak gebeuren want dan raak ik ze kwijt voor mijn vak. Maar ook bij nieuwe uitleg is de inzet van de sleutelhanger met bijvoorbeeld meerkeuze vragen een middel om te filteren welke leerling moeite heeft met een nieuw onderwerp. Afgelopen week nog merkte ik ook hoe fijn twee leerlingen het vonden dat ik door de sleutelhanger had ontdekt dat ze de uitleg niet goed hadden meegekregen. Ik ging na die tijd nog even bij ze zitten voor een verlengde instructie en ik geloof oprecht dat ik hierdoor de motivatie verhoog maar ook de resultaten van mijn klassen verhoog. En doordat ik kritischer kijk naar welke stof ik echt moet en wil behandelen en vanuit leerdoelen i.p.v. vanuit mijn methode mijn lessen inricht heb ik meer tijd over om bijvoorbeeld een verlengde instructie te geven. Maar hoe mooi is het ook om je leerlingen te gebruiken voor peer-feedback of een verlengde instructie. Want wanneer er leerlingen zijn die voorlopen voor jouw vak kan je ze ook andere vaardigheden laten aanspreken zoals het helpen en uitleggen aan medeleerlingen. Zodra je ze in zo’n rol plaatst zie je leerlingen groeien en dit werkt ook weer door bij vakken die ze wellicht lastiger vinden. Er is niks mooiers dan aanschouwen hoe goed leerlingen elkaar kunnen helpen met een onderdeel van je vak.
Op deze manier maak ik een mix in mijn lessen tussen convergente differiëntatie (de hele groep behaalt dezelfde doelen) en divergente differiëntatie (afgestemd op de individuele leerling)
Er is nog veel winst te boeken in de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Vooral de component werkhouding zou wat mij betreft veel zwaarder moeten wegen bij het schooladvies. Maar als ze dan eenmaal bij je in de klas zitten wil je toch dat ze goed kunnen meekomen met je vak en gemotiveerd blijven. Tussentijds monitoren, tussentijds meten en bijsturen middels de grondgedachte van formatief evalueren is wat mij betreft daarvoor een uitstekend middel.